


Werken aan woordenschat
Hoe doe je dat?
Studenten moeten voor hun opleiding nieuwe woorden en begrippen leren; ze moeten de betekenis begrijpen en ze moeten het begrip in de beroepscontext op de juiste manier weten te gebruiken. Daar moeten ze tijdens de opleiding en stage mee kunnen oefenen. Hoe kun je dat als docent het beste begeleiden?
Vijf stappen
-
Selecteer een aantal doelwoorden (woorden die studenten aan het einde van de les/periode moeten kennen). ​Het helpt als je de nieuwe woorden clustert, bijv.: ​​
-
factuur - boeking - kostenplaats - fiatteren;
-
vergadering - convocatie, notulist, wvttk;
-
werkwoorden - persoonsvorm - voltooid deelwoord - infinitief.
-
-
Betrek de studenten actief bij het achterhalen van de betekenis. Besteed aandacht aan de context waarin het woord gebruikt wordt.
-
Werk met een woordenlijst. Laat de studenten een lijst maken van alle woorden die ze moeten kennen. Zo maken ze hun eigen 'woordenboek' speciaal voor jouw vak.
-
Laat de woorden verschillende keren terugkomen in de les. Stimuleer de studenten om de nieuwe woorden direct te gebruiken, zowel mondeling als schriftelijk.
-
Controleer of de nieuwe woorden goed begrepen zijn door te letten op het gebruik van de nieuwe woorden in de antwoorden van de studenten.
Tips
-
Benoem aan het begin van jouw les een aantal doelwoorden (woorden die de studenten aan het einde van de les moeten kennen).
-
Laat de studenten zelf de betekenis van de doelwoorden opzoeken.
-
Werk met een woordenlijst.
-
Herhaal de doelwoorden regelmatig gedurende de les.
-
Stimuleer de studenten de doelwoorden te gebruiken, zowel mondeling als schriftelijk.

© 2023 - Sara Wolvenne
​